• Home
  • Diensten
  • Nieuws
  • Over ons
    • USP
    • Kerncompetenties
    • Algemeen
  • In de media
  • Contact
  • qredits-coach
Het bestuur heeft het voorrecht te besluiten wat zij wil
18 maart 2019
Opstalaansprakelijkheid: wanneer start de verjaring van het recht op schadevergoeding
23 maart 2019

Zit niet in over het persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen en bestuursaansprakelijkheid

21 maart 2019
Categories
  • Aansprakelijkheid
Tags

Als ondernemer werd ik door wederpartijen hiermede regelmatig geconfronteerd, en moest ik mij ook rekenschap geven, gezien mijn afbouw – en reorganisatiepraktijk. Over deze onderwerpen zijn tevens talloze boeken en artikelen volgeschreven, en worden hierover talloze rechtszaken gevoerd waarvan vele zelfs tot aan de Hoge Raad en terug. Het kan daarbij om grote financiële risico’s en belangen gaan. Maar de meeste gaan toch om vrij beperkte financiële belangen, en soms gaat het meer om de casuïstiek en gelijk willen krijgen dan dat er geld te halen valt (de Pyrrus overwinning).

Het meest opvallende is dat de bestuursaansprakelijkheidsprocedure (driedubbele woordwaarde) verhoudingsgewijs bijna nooit succesvol wordt afgerond. Dat komt eigenlijk omdat heel moeilijk is vast te stellen en te bewijzen dat een specifieke gedraging of besluit van een bestuurder heeft geleid tot de door de schuldeiser geclaimde schade of het faillissement. Een rechter gaat principieel ook niet op de stoel van de bestuurder zitten. Ook de rechter kan heel moeilijk inschatten dat, met ‘hindsight’, de bestuurder een foute beslissing heeft genomen met alle gevolgen van dien, waardoor de aansprakelijkheid onomstotelijk vaststaat. Het hangt namelijk af van AOVHG; waarbij ook wordt verwacht dat het besturen van de onderneming naar eer en geweten wordt uitgevoerd, ook ten aanzien van alle betrokken in- en externe partijen (de alom bekende stakeholders).

Een greep uit de veelal gebruikte gronden voor het eisen van bestuursaansprakelijkheid:

  • Het bedrijf is net gestart en gaat binnen afzienbare tijd weer failliet;
  • Verplichtingen aangaan waarbij niet duidelijk is of die kunnen worden nagekomen;
  • Het blijven bestellen van goederen terwijl geen winst meer wordt gemaakt;
  • De ene crediteur wel en de andere niet betalen;
  • Crediteuren ponds/pondsgewijs betalen (met afwijkende verhoudingen in ouderdom en omvang);
  • Stilzitten van een bestuurder (oftewel niet acteren als dat nodig is);
  • Bedrijfsactiviteiten en –eigendommen overhevelen naar een andere (of een nieuwe) vennootschap;
  • Het frustreren van het nakomen van verplichtingen.

En zo zijn nog vele omstandigheden te bedenken.

Uiteindelijk borrelt de vraag naar boven: is deze of die gedraging of een combinatie van besluiten de daadwerkelijke veroorzaker van het niet kunnen nakomen van verplichtingen of zelfs het faillissement. Dat is eigenlijk ook niet te bewijzen door de eiser, omdat ‘going concern’ alle activiteiten van een onderneming ex tunc, ex nunc en naar de toekomst in elkaar grijpen en gericht zijn op het voortbestaan van de onderneming. Daar zal een rechter niet lichtvaardig in treden, zoals bewezen wordt door het in verhouding sporadisch daadwerkelijk aansprakelijk stellen van de bestuurder.

Share
0

Gerelateerde blogs

28 juli 2020

Wet BIBOB vernieuwd


Read more
28 juli 2020

Van Gulik/Vissers arrest en loondoorbetaling


Read more
9 juli 2020

Soms wordt een vonnis in hoger beroep herroepen, en dan


Read more

Sitemap

  • Home
  • Diensten
  • Nieuws
  • Over ons
  • In de media
  • Contact

Contact

De Waterlelie Holding B.V.
Hoofdweg 985
2152 LJ Nieuw-Vennep

+31 (0)252 62 12 02

info@dewaterlelie.eu

Algemene voorwaarden

Disclaimer

Nieuwsbrief

Inschrijven

© , De Waterlelie Holding B.V. Ontwikkeld door Communicatiemakelaars