Deze al heel lang bestaande mogelijkheid heeft de aandacht van de staatssecretaris getrokken, door wie dat is gebeurt is mij helaas niet bekend. Daardoor heeft hij een wetsvoorstel laten opstellen. Het wetsvoorstel beoogt het (ongebreideld), in rekening courant of reguliere lening, lenen van de onderneming door de DGA en de partner (of daaraan gelieerde personen), tegen te gaan. In de onderneming kunnen veel liquide middelen aanwezig zijn. Als je die uitleent aan de DGA in plaats van dividend aan de DGA uit te keren, dan voorkomt de DGA dat hij dividendbelasting moet betalen. Dat scheelt 25% belasting betalen over het ‘niet-dividend-zijnde’ maar ‘wel-uitgeleende’ bedrag.
Door veel DGA’s wordt deze leningverhouding gebruikt om privé leuke dingen te doen. Zoals een huis kopen of laten bouwen, voor privé bedoelde zaken aanschaffen, of … bedenkt u zelf maar een leuk idee. Het enige wat de onderneming dan zou moeten hebben is een leningsovereenkomst met de DGA c.s. waarin zekerheden, rentepercentage, looptijd, aflossing etc. worden vastgelegd. Daardoor heeft de onderneming zekerheid van terugbetaling ook als de onderneming of de DGA failleert, net zoals een externe financier zou eisen. Maar daar wringt nu juist de schoen. Veel DGA’s stellen die overeenkomst niet op. En het komt geregeld voor dat de DGA de lening helemaal niet terug betaalt of vaak niet eens KAN terugbetalen. Omdat in privé deze gelden (vaak) niet aanwezig zijn. Dit heeft mijns inziens veel te maken met de gedachte, après moi le déluge.
De wetgever wil deze vrijgevigheid van de onderneming splitsen in twee leningdelen. Het eerste deel loopt tot 500.000 € en het tweede deel vanaf 500.000 €. Het eerste deel wordt door mij bestempeld als ‘gelegitimeerde’ lening welke niet door de fiscus zal worden belast, het tweede deel zal wel worden belast. Dit lijkt mij een prima tussenoplossing voor zowel de belastingplichtige als de fiscus.
Het wetsvoorstel vinden velen in het veld niet fijn. Heeeel begrijpelijk. Vanuit allerlei hoeken en gaten worden op dit moment volop aanpassingen aangegeven of alternatieven bedacht. Het gevolg daarvan is dat een eenvoudige regeling ineens heel ingewikkeld wordt. Maar dat is juist de bedoeling van veel belangengroepen. Ook in de Tweede en Eerste Kamer zullen verschillende lobbyisten ongetwijfeld hun werk weer doen.
De eerste “spin-off” daarvan is de volgende. In de initiële opzet van de regeling werd géén uitzondering gemaakt voor de eigen woning van de DGA die met zakelijk geld werd ‘aangeschaft’. Maar zie daar, voordat het wetsvoorstel definitief werd bekendgemaakt was dat door de één of andere ambtenaar er wel ingefietst (wellicht door een (in)directe voorzet van een adviseur van het ministerie die ook weer zijn belangen heeft). En deze aanpassing wordt door de markt dan weer direct aangegrepen om allerlei problemen te melden over de opgenomen regeling met betrekking tot de eigen woning van de DGA en hoe dat anders moet.
En als wij dan toch bezig zijn, doe er dan nog wat meer uitzonderingen bij, met de daarbij behorende rare en onleesbare en onuitvoerbare regelgeving. Het wetsvoorstel wordt zo nog diffuser en het gevolg is dat de regeling zo moeilijk leesbaar wordt dat de ondernemer het niet meer snapt, allerlei adviseurs weer werk hebben, door organisaties cursussen kunnen worden gegeven, door schrijvers weer uitgebreid gepolemiekt kan worden, etc. Het is een circus op zichzelf en een eenvoudig wetje kost uiteindelijk heel veel geld.
Natuurlijk zijn er voldoende ondernemers waar het goed is geregeld en waar oprecht van de ‘lening in plaats van dividend optie’ gebruik wordt gemaakt. Maar dat geldt voor velen zeker niet en dat wordt aangepakt, waarbij zoals zo vaak de goeden onder de kwaden lijden.
Mijn hoop is dat het ministerie haar poot stijf houdt en de regeling in zijn meest afgeslankte (initiële) vorm handhaaft. Zonder allerlei loopholes, mitsen, maren, indien, jawel en toch niet. Eén aanpassing kan wellicht en dat is maak van de 500.000 €, 1.000.000 €. Dat houdt veel MKB’ers uit de wind. En verder blijft het dan lekker overzichtelijk, makkelijk handhaafbaar en weet eenieder in het werkveld wat de regeling inhoudt. Zelfs de ondernemer zelf kan dan de rekensom maken. Daar heeft hij dan eigenlijk niemand voor nodig.