Staat u garant voor een lening van uw dochterbedrijf dan kunt u daarvoor alvast een voorziening opnemen. Indien het dochterbedrijf failliet gaat dan kan de voorziening worden afgetrokken van de winst bij de moeder. Dit is bevestigd door een arrest van de Hoge Raad (HR).
De HR gebruikt daarbij als belangrijkste overweging dat beoordeeld wordt of de garantstelling een zakelijk karakter heeft (oftewel zou een ander dat onder dezelfde voorwaarden/omstandigheden ook hebben gedaan). Zodra daarop met ‘ja’ kan worden geantwoord, dan mag de voorziening worden afgetrokken.
De staatssecretaris deed nog een beroep op het ‘paraplukredietarrest’ (zie een andere blog op mijn website), waarin drie cumulatieve voorwaarden zijn opgenomen, die als resultaat kennen dat een garantstelling niet is af te trekken. Maar volgens de HR is dat arrest niet van toepassing, omdat dat een verruiming van de ‘niet aftrekbaarheid’ met zich zou brengen. Evenzo is een nauwere uitleg van die drie criteria ook niet toegestaan.