Dat de rechter altijd kritisch is bij de beoordeling of een vennootschap middels een turbo-liquidatie kan worden opgeheven (en derhalve ook geen vereffening plaatsvindt) werd opnieuw duidelijk.
Ten eerste in een recentelijke rechtszaak voor Het Gerechtshof Den Bosch.
De aandeelhouders van een BV hadden besloten om een specifieke vennootschap, met gebruikmaking van deze opheffingsmogelijkheid, versneld op te heffen. Echter, een schuldeiser van de opgeheven BV was het daarmede niet eens en stelde de aandeelhouders persoonlijk aansprakelijk.
De rechter stelde de schuldeiser in het gelijk. Na onderzoek bleek dat de belangrijkste reden om de betreffende BV op te heffen was, dat aan de schuldeiser een bedrag moest worden betaald van ca. 140.000 €. Om dat te voorkomen hadden de aandeelhouders een constructie opgezet waarbij uiteindelijk de BV die de schuld moest voldoen werd opgeheven.
U zult begrijpen dat het Gerechtshof vaststelde dat misbruik was gemaakt van de mogelijkheid van de turbo-liquidatie. De aandeelhouders werden derhalve veroordeeld tot het betalen van de schuld.
Ten tweede speelde een andere rechtszaak voor de rechtbank Zeeland-West Brabant.
Daarin werd door de rechter het gebruik goedgekeurd. Ook daar speelde een ontevreden schuldeiser een rol. Maar na onderzoek kon de rechter niet anders dan vaststellen dat van de mogelijkheid van de turbo-liquidatie op terechte gronden gebruik was gemaakt.
Wilt u meer weten over de voorwaarden voor het gebruik maken van de turbo-liquidatie en wanneer u hiervan wel of niet gebruik kan maken? Wij kunnen u vertellen hoe u dit snel en juridisch sluitend kunt vormgeven. Dat voorkomt een aansprakelijkheidsprocedure.
Bel of mail ons.
Geplaatst 19-07-2019